“Oh. De wind draait. Ik moet hem een beetje omkruien”
Ik kom niet uit een molenaarsfamilie maar uit een familie van zweefvliegers. Ach, vleugels zijn ook een soort wieken. De overeenkomst met hier is dat je hier ook een hele dag buiten bezig bent. Ik heb nooit boven deze molen gevlogen. Dat was destijds te ver van vliegveld Valkenburg.
Ik ben van jongs af aan, ik was een jaar of acht, met molens bezig geweest. Op vakantie gingen we ook vaak langs molens. Op mijn 17e begon ik hier. Eigenlijk kon ik de molen al bedienen maar moest nog leren een weerkaartje te lezen en de praktijkuren te maken.
Ik heb het geluk gehad dat ik eens naar de Heesterboom fietste en daar vroeg waar ik terecht zou kunnen. Gelukkig had Amber nog plek hier. Zij draait veel uren en dat gaf mij de gelegenheid om ook aardig wat uren te draaien en niet zo nu en dan een zaterdag.

Ik heb een technische achtergrond dus dat gedeelte van de opleiding vond ik niet zo spannend. Het moeilijkst vond ik het weer, bijvoorbeeld een koudefront passage. Het moment dat de wind ineens een kwart omgaat en toeneemt. Tot nu toe heb ik dat zo’n 5 keer meegemaakt. Dat is heftig want dan moet je er zijn! Je moet ook een beetje durven. “Ga ik met deze zeilvoering door of niet? Kan de vang het aan? Krijg ik de molen weer tot stilstand?” Je oren, je ogen zijn altijd met dit soort dingen bezig. De molen gaat of wil ook vaak van zichzelf een bepaalde kant op ten opzichte van de wind. De molen stilzetten door hem te draaien is eigenlijk geen optie tenzij de vang breekt, dan zul je wel moeten. Een molen is een werkpaard. Als de wind te sterk is en er met de molen vandoor gaat, dan ben je te laat. Je moet dit allemaal goed in de gaten houden en op tijd reageren.

Amber is ook molenaar van de Blauwe molen bij Rijpwetering. Dus met deze en de Heesterboom samen zijn dat de molens waar ik ervaring mee heb. Ik heb de opleiding in 2 jaar gedaan. Op het Gilde diploma heb ik langer moeten wachten door de Pandemie.
Ik zou heel graag op de Zijllaanmolen willen wonen. Daar woon ik naast. Een collega van mijn vader draaide op de Zijllaanmolen en hij vroeg me dan mee. Voor mij is dat dé molen, daar heb ik het voor gedaan. Daar kun je ook in wonen. Dat gaat, hoop ik, binnen niet al te lange tijd gebeuren. Een bewoonde molen is heel anders dan een werkmolen. Ik ben ambassadeur van de Zijllaanmolen en ik heb regelmatig E-mail contact met de gemeente over onderhoud e.d. Eigenlijk heb ik meer contact met de gemeente dan met de molenstichting. Die regelen het onderhoud vaak zelf, buiten de molenaar om.
We hebben op de Groenendijkse molen niet bijzonder veel bezoek. Wel op de molendagen natuurlijk. Dan komen ook andere molenaars, naar de pomp kijken bijvoorbeeld. Maar hij wordt wel gezien door mensen die langs de N11 rijden. Wat dat betreft is hij heel beeldbepalend. Dit één van de 3 gele wipmolens in ons land. De kasten van de Rijnlandse Molenstichting zijn best kleurrijk. Rood, groen, blauw, meestal bepaald door de religie van de molenaar of het polderbestuur en het zou me niet verbazen dat deze geel is geverfd omdat ze daar wel klaar mee waren.

Op zich vind ik het leuk om mensen iets bij te brengen. Maar als je iemand van 40 of 50 het molenaars vak moet leren? Het is een hobby, het is vrijwillig maar je wordt ook geleefd door zo’n molen. Het terrein moet ook worden onderhouden. Het gras moet worden gemaaid en het klein onderhoud hoort er bij, een keer de kammen en de staven uitvullen omdat ze los zitten, het verven, het zeilonderhoud, alles wat gesmeerd moet worden. Als ik iets niet weet dan bel ik een collega bij de Heesterboom. Je moet dit wel leuk vinden, ook als het flink regent. Dan is het aan je besteed. Veel regen of weinig wind, dat zijn de minder aantrekkelijke kanten.
Mijn dag besteed ik, afgezien van het in de gaten houden van het krooshek en zo nu en dan aanpassen van het zeil, aan alles goed in de gaten houden, kopje koffie, rondje lopen, praatje met iemand die langs komt.
Als ik begin draait deze molen binnen 10 minuten. Je hoeft eigenlijk niet veel te doen als hij eenmaal draait. In de polder om de molen heen zie je veel van het leven in de polder. Dat zie je niet in de stad. Windkracht 5 in de stad is ook anders dan in de polder, dan is windkracht 5 een muur van wind. Deze molen is naar mijn weten nooit op hol gegaan. Het gaat wel eens op het scherp van de snee. Bij harde wind ben ik er ook. Ook een keer ’s nachts gemalen en lang door gemalen. Deze molen heeft ook 2 jaar lang een miljoen enden gedraaid. In de winter is het wel koud. Maar dit kamertje is wel lekker, met zo’n kacheltje.
“Oh. De wind draait. Ik moet hem een beetje omkruien”. (Zo werkt dat dus als je een opleiding tot molenaar hebt doorlopen!”)