“Hij is klein en makkelijk te draaien”
Jan zet ons met krachtige halen in zijn roeibootje over naar het eilandje Faljeril waarop hij als enige vaste bewoner woont. Hij verontschuldigt zich voor zijn besmeurde werkkleding, maar er zijn leidingen geboord en die moeten worden aangesloten en weer weggewerkt. De naam Faljeril komt misschien uit het Fries en betekende “vaardersheuvel”, een heuvel waarachter schepen konden schuilen tegen de wind die van de nog onderstaande Haarlemmermeer afkwam. “Mijn opa was zenuwarts in Den Haag en een wat excentrieke man. Hij zocht een plek buiten en kocht in 1936 het eiland als rietpol en liet dijken aanleggen en de molen bouwen.” De vader van Jan, boomkweker te Boskoop, betrok het eiland voor bewoning in ’60. Electriciteit kwam er twee jaar later waarmee de olielampjes uit konden. Vanaf dat moment werd er ook electrisch gepompt en de Faljeril molen verloor zijn functie en raakte in verval.
Na de zeevaartschool verliet Jan het eiland en zwierf hij twaalf jaar rond de wereld op een zeesleper. Sinds zijn terugkomst van zee woont hij op een woonboot aan het eiland. Het eiland
is verdeeld onder de familie en sinds kort is een van de erfstukken doorverkocht aan derden. Een wandeling door een zachte akker van zompige veengrond voert naar een paadje langs de beschoeiing. Stadsafval van omliggende gemeenten diende als ophoging van de oevers en er liggen talloze potscherven als stille getuigen van die stort. Aan de westkant bereiken we de open plek aan het water met een watergang en de prachtig opgeknapte molen. “Hij is klein en makkelijk te draaien en dat moest ook wel omdat hier niemand verstand van molens had. Ik voel me ook niet echt een molenaar zoals de andere leden van de stichting, maar vond het wel een uitdaging om de restauratie samen met een vriend te voltooien”.