Johan Koudijs

Molenaar op Zelden van Passe

"Molenaar? Dat zou ik ook wel willen worden."

De molenmaker is al bezig met onderhoudswerkzaamheden als we aan de praat raken. Johan en Kiki zijn samen op de molen, met de hond, Luca. En niet zomaar een molen. De Zelden van Passe is na de Googermolen de grootste molen van de Rijnlandse Molenstichting.  Ik kom niet uit een molenaarsgeslacht maar “het is super om molenaar te worden”.

Vroeger ging ik met mijn opa naar de Kaag. Lopen over de eilanden en molens kijken en later kwam ik op school, de KTS in Voorhout, de huidige eerste molenaar, Fred Boot, tegen. Fred was daar leraar. Ik zei eens tegen hem: “Molenaar? Dat zou ik ook wel willen worden”. Dat heeft Fred onthouden.

Ik heb in 2014 mijn praktijk opleiding bij Fred gedaan en de theorie opleiding in Maassluis op de molen De Hoop. Uit de  3 mappen van het Gilde leer je veel, o.a. de namen van de onderdelen van molens. Je moet weten waar je over praat. 80% van de opleiding is toch de praktijk. Daar leer je het, van ervaren molenaars. En het weer . . .  dat leer je voor 100% in de praktijk. Dat is iedere keer wéér anders.
Geen twee molens zijn hetzelfde. Ik heb nu het diploma molenaar C maar ik wil verder. Dan moet ik minimaal 40 uur draaien op een andere molen. Geen probleem. Ik ben altijd een buitenmens geweest. Vissen bij de molen van Borremans in Leiderdorp. Ik heb altijd gezeild, wedstrijd zeilen. Ik heb nog steeds een boot, voor de hobby. Lekker de natuur in, buiten zijn, weg van alles. Als de molen eenmaal draait kun je onderhoud doen, snoeien en bomen poten. De deklijsten van de wateruitloop schilderen en andere dingen die we goed zelf kunnen doen. Het materiaal krijg je van de molenstichting.

Het werk op de molen is goed te combineren met mijn andere werk als instrumentmaker. Je moet wel plannen want we draaien de molen met z’n drieën. Er is altijd iemand op de molen. In je eentje red je het niet. Ruud Bax, ja die kan dat maar dan moet je er wel heel veel voor over hebben.

De Zelden van Passe staat scheef. Hij staat op een plaat maar bij het kruien ga je aan de ene kant bergop en de andere kant bergaf. Meestal draai ik rustig zo’n 60 enden. Op een gegeven moment ken je elk piepje of kraakje en zodra dat verandert weet je dat er werk aan de winkel is. Het mooist van deze molen vind ik dat hij zo groot is, midden in de polder. Een groot nadeel is wel de rijksweg, zeker het nieuwe hoge viaduct. Die hele windhoek zijn we nu kwijt. De molen verplaatsen is te duur. Door het bos van de Vlietlanden buigt de wind vaak in onze richting. Daardoor krijgen we, in tegenstelling tot andere molens, hier meestal dezelfde wind. We hebben op de molen wel elektriciteit maar verder niets. Het gas is uit flessen en het water komt uit de put. In het huisje hiernaast hebben we WIFI. Ondanks het fietspad verderop hebben we niet veel bezoek, wel met de molendag.

Mijn vrienden vonden het eerst apart dat ik molenaar ben maar daarna vinden ze het leuk. Ze denken ook vaak dat molens niet meer functioneren, dat we ze niet nodig hebben, dat ze alleen versiering van het landschap zijn.
Maar deze molen is wél een backup voor het gemaal! Als het heel hard regent, redt het gemaal het niet dus dan zijn we nodig. Dat gebeurt allemaal in goed overleg met de boeren. We hebben hier ook een inlaat voor als het land te droog is.

Eén keer per jaar komen we met de molenaars bij elkaar in de Hanepoel tegenover de Moppemolen. Zo kunnen we ook informatie uitwisselen. Voor Luca, de hond, heeft het gesprek lang genoeg geduurd. Hij wil naar buiten. Goed idee.

Deze website maakt gebruik van cookies om u een optimale gebruikerservaring te bieden.

Meer info