“Het water zit me gewoon in ‘t bloed”
Het weer is aan het veranderen. Jazeker. Clusterbuien zijn een nieuw fenomeen. Ik ben daar bezorgd over èn ik ben alert. De consequenties van de weersverandering zijn groot. Dan moet je niet alleen denken aan het verbreden van de dakgoten en het vergroten van riolen, maar ook dat je in de ruimtelijke ordening moet zorgen voor voldoende ruimte voor water. Het is erg belangrijk dat we ons bewust zijn van onze almaar durende strijd tegen het water en van het feit dat we leven onder zeespiegelniveau. Sterker nog, de bodem daalt en de zee stijgt. Bezoekers van de molen wijs ik dan ook altijd op het hoogteverschil tussen de molenwerf en het naastgelegen grasland. Vanaf de bouw van de Groote molen in 1626 is de veenbodem in de polder flink ingeklonken. Meer dan twee meter.
Zo verbind ik de historie van de polder en mijn passie voor de molen met de actualiteit. En zo wordt mijn vrijetijdsbesteding ook van meerwaarde voor mijn dagelijks werk bij een waterschap. Het water zit me gewoon in ‘t bloed.
Los van het feit dat ik als molenaar het vak levend houd is het natuurlijk ook prachtig om deel uit te maken van de molenaarscultuur. Het is nostalgie, een hang naar de plattelandscultuur. Dat is, denk ik, wat ons bindt als poldermolenaars. Als molenaar speel je een serieus spel met de natuur en de elementen. Ik wil met de molen de natuur naar mijn hand zetten en beheersen. Maar het lijntje mag niet breken. Het is een wankel evenwicht. Ik maak zelf immers onderdeel uit van diezelfde natuur.
Zo, en nu ga ik maar weer eens naar mijn molen. Ik ben de hele dag bezig. Met de molen. Met mensen uit de polder. En met dagelijks onderhoud aan molen en molenwerf. Daar geniet ik van.