Rob Potter

Molenaar op Lageveensemolen

"Dit is echt mijn molen"


Ik ben hier nu 8 jaar molenaar en dit is echt mijn molen. Tijdens een molen fietstocht eindigde ik bij mijn eerste molen  in Monster. Omdat ik destijds wat meer vrije tijd kreeg ben ik met de opleiding begonnen. In 2004 haalde ik mijn diploma. Tijdens de opleiding ben ik in Schiedam gaan kijken. Daar draai ik nog steeds op de Walvis, de museummolen. Dat is één van de brander molens die gebruikt werden voor het breken van de gerstkorrels voor de branderijen.


Een molen alléén draaien leek me ook wel wat. Dus nam ik contact op met de Rijnlandse Molenstichting en er bleek in Lisse een molen vrij te komen. Voor mijn werk kwam ik hier wel met de trein langs, zag de molen en vroeg mij toen al af: “Hoe kom je daar in vredesnaam?” De molen is eigenlijk slecht toegankelijk. Het pad wordt nu gemaaid en er is nu een bruggetje dus hier komen gaat nu wat beter. Het land hieromheen is normaal gesproken altijd vochtig. Jan Pieter Molenaar, de vorige molenaar, noemde het altijd “Plasdras”. Maar dit jaar is het wel érg droog. Ik heb laarzen aan maar echt nodig is het nu niet. De molen staat langs een wandelroute van het Zuid-Hollands landschap dus de mensen komen hier vaak meer voor de natuur dan voor de molen.
Wat me aanspreekt in het molenaar-zijn is het bouwwerk, de mooie verhoudingen. Het valt me direct op als een kap te klein of wieken te groot zijn. Molens zijn gewoon héél mooi om naar te kijken en vooral de Hollandse molens.

Je zit hier heel rustig. Gek hé, langs een spoorbaan, onder een aanvliegroute van Schiphol, tussen Haarlem en Leiden en toch . . . . rust. Voor mensen in de trein is een draaiende molen ook leuk.
Het moeilijke van het vak is dat je het onweer moet zien aankomen. Dat kan ineens omslaan en dan moet je wel 4 zeilen verwijderen. Eens, bij een naderend onweer, functioneerde plotseling de rem niet meer. Hij was gebroken en onderdelen lagen op de vloer van het bovenhuis. De enige oplossing was hem uit de wind te kruien en dat kon omdat dit een zetel kruiwerk is. Bij een molen met de kap op een rol kruiwerk zou dat veel moeilijker zijn want dat is gevoeliger voor beweging. Het ging allemaal nog net maar je moet niet in paniek raken.

Deze molen is gelukkig nog goed maalvaardig. Hij heeft fokwieken. Je hebt hier last van het verschijnsel zeewind. Aan het eind van de middag gaat de wind om en dan moet je goed opletten dat ie niet verkeerd om gaat draaien.
Vanwege de huidige droogte en het broedseizoen mochten we niets maar in principe kan ik het gemaal vóór blijven. Dat  is de charme van deze molen. Het scheprad zit diep genoeg. Het is maar 45 cm max maar het werkt. Er staat voor mij een nieuw scheprad in de planning. Het is wat roestig en er zitten gaten in maar verder werkt het nog goed.
Mijn voorganger, Jan Pieter Molenaar, heeft het interieur van de molen mooi betimmerd. Heel comfortabel. Hij heeft er ook voor gezorgd dat de molen uit zijn werk kan. Zo kan ik ook draaien als het zo droog is als nu.

Het kleine onderhoud, smeren en verven, doe ik zelf maar de rem is een keer gebroken en dat is andere koek. Dan komt Verbij voorbij. Bij een jaarlijkse controle van de Stichting ontdekten ze een scheur in de bovenas. Dat was mij nog niet opgevallen want het was op moeilijk bereikbare plek dus dat was stoppen, en éérst repareren.
Kijk, daar liggen de nieuwe zeilen. Die moeten vervangen worden. Bij windstil weer kan ze zelf vervangen. Dat is een verschil tussen molenaars: de een wil de nieuwe zeilen er direct op en ik vind het juist leuk dat je ziet dat er veel mee gemalen is!

Deze website maakt gebruik van cookies om u een optimale gebruikerservaring te bieden.

Meer info