"Eigenlijk heb ik het molenaarsvak mezelf aangeleerd"
Bij binnenkomst val ik met mijn neus in de boter: Teun is net jarig geweest en de koffie met cake staat al klaar. Teun is een geboren molenaar. “Ik kom niet uit een molenaarsfamilie. We hadden wel een model wipmolentje in onze tuin. Daar was ik altijd mee bezig. Vanuit ons huis konden we de Stevenshofmolen zien malen”.
Eigenlijk heb ik het molenaarsvak mezelf aangeleerd. De datum die ik nooit zal vergeten is 7 sept 1974. Arie van der Ham van de Stevenshofmolen had gezegd: “Als je mij ziet malen dan kom je maar”. Het was die dag heel nat en de Stevenshofmolen maalde. Maar ik moest de watering nog overvaren. Dat gebeurde in die tijd in een oude houten gierbak. Ik had geluk: Arie was net bezig met het schoonmaken van de tocht en zette me over. Dat was de eerste keer dat ik een molen met de vang heb stilgezet. (de molen viel pas stil diep in de rouw, want ik had toen “dat gevoel” nog niet.) Arie, die ook nog een boerderij had, maakte van de gelegenheid gebruik en ging melken en zo had ik direct een molen voor me alleen. Willem, mijn broer, heeft het óók zo geleerd.
Doordat er voor mij nog geen plaats in de molenmakerij was ben ik in 1974 gaan werken in een kistenfabriek in Voorschoten. Nadat ik regelmatig in Valkenburg bij Henk van de Vegt aan de deur ben geweest om te vragen of hij al plaats voor mij had, kon ik april 1976 bij hem beginnen. Henk van de Vegt runde samen met zijn zwager Niek Favier het molenmakers bedrijf vh J. de Gelder. Doordat een werknemer was weggegaan en door de opdracht van een grote restauratie van de Zuidwijkse molen wilde hij mij, in samenspraak met Theo Bouma, wel een kans geven. Theo Bouma ging in opdracht van Henk de assen en de wielen voor de Zuidwijkse maken. “Neem hem maar aan en stuur hem naar mij dan zien we wel of het wat wordt”, had hij tegen Henk gezegd.
De molen werd 1 februari 1977 opgeleverd en ik wilde daar graag molenaar worden maar in die tijd wilden ze de molen verhuren, als weekendverblijf. Ik ben 1 maand molenaar geweest en daarna werd de molen verhuurd. “Wanneer je kunt malen regel je maar zelf met die mensen” was de boodschap. Ik bood aan onderhoudswerk te gaan doen. Maar de stichting ving 500 gulden huur per jaar. Op dat moment kreeg ik de Knipmolen in mijn woonplaats Voorschoten aangeboden en heb ik bedankt voor de Zuidwijkse molen. 7 Mei 1977 kreeg ik de sleutel en ik maal er nog steeds.
Nadat ik uit militaire dienst kwam ben ik eind 1978 gaan werken bij van Beek molenmakerij te Rijnsaterwoude. Dit bedrijf was net overgenomen door een werknemer na het plotselinge overlijden van Hans van Beek en zat zonder personeel en had net opdracht voor een grote klus in Zeeland. Twee jaar later is mijn broer Willem er ook komen werken . Wij waren samen het personeel. Daar heb ik 19 jaar gewerkt. Toen werd het overgenomen door Verbij. Daar heb ik 18,5 jaar gewerkt. Wat me het meest boeit is het gaande werk, de tandwielen, de kamvormen. Dat moet je in de praktijk leren. In het begin ben je nog niet zo productief maar als het goed gaat dan ben je het kwartje tussen de dubbeltjes.
Verbij heeft wel concurrenten-molenmakers maar de kwaliteit is niet altijd OK. Bijvoorbeeld, bij het maken of herstellen van een vang moet het wiel zuiver rond wordt afgedraaid. Dat “schrooien” (Een bovenwiel zuiver rond maken) gebeurt niet altijd en dan gaat de vang “stoten”. Het wiel moet écht zuiver rond zijn. Dat “schrooien” doen we met een cirkelzaag met een zaagblad met fijne tanden en een draaiende molen. Dat kost werk, tijd en dus geld.
We hebben op deze molen niet zoveel aanloop. Soms maken bezoekers een foto maar ze komen niet veel binnen. Wacht even . . . . “Windkracht 5 of 6 komt eraan”.
Sinds vorig jaar draai ik op deze molen, Kees Hoogeveen was hier eerste molenaar, hij stopte met 82. Willem Waltman (vanaf 1981, nog in Rijnsburg) was tweede molenaar en Bart van Dooren derde molenaar. Willem zit ook op de molen van Aarlanderveen maar wilde toch wel weer een molen. Kees draaide veel door de week. Toen vroegen ze mij om door de weeks te draaien. Ik ben met pensioen en wilde dat graag doen. Willem heeft het toen met de stichting geregeld. Zo maal ik hier nu één dag in de week. Kees komt er soms wel bij want de molen zit nog steeds in zijn gedachten.
Fouten maak je ook wel eens. Als het weer omslaat en de molen dreigt op hol te slaan. In het begin is het interpreteren van het weer best lastig. Dat moet je leren aanvoelen. Dat is voor mij ook wel eens spannend geweest. Een leerling molenaar vroeg eens: “Leg mij nou eens uit wat je ziet aan die lucht dat je doet besluiten om die molen stil te zetten”. Dat weet ik gewoon niet. Ik voel gewoon aan dat het niet goed zit. Dit soort dingen leer je meer op de molen dan met de opleiding. Je merkt ook best snel of een leerling molenaar er gevoel voor heeft. En als je als 13 of 14-jarige al begint met werken op de molen . . ja . . dan gaat het vanzelf. Ik heb nooit een vaste leerling gehad want die vaste afspraken daar ben ik niet van. Een dagje meelopen, dat is altijd goed. We hebben jonge molenaars nodig als ze het maar wel lang volhouden. Als ze te jong zijn gaan ze toch soms wat anders doen. Waar ik een hekel aan heb? “In de stromende regen de molen afzeilen en dan met de fiets naar huis”. Verder is het alleen maar leuk.
We hebben ook een molenaarsclub. Die komen bij elkaar op verjaardagen. Door mijn werk bij Verbij ken ik veel molenaars, vooral van die ervaren molenaars. Dat zijn de echte! “Als je zo’n oude molenaar opensnijdt komt er een molen uit zijn buik”. Wat ik me realiseer is dat als je met een molen maalt, je eigenlijk hetzelfde doet als 300 jaar geleden. Je bent een kleine schakel in een lange ketting.
Wat veiligheid betreft heb ik twee keer gehad dat mensen over de afzetting gingen. Ik had een touw gespannen en stond met anderen te praten. Stonden er 2 buitenlanders bang tussen de wieken en de molen! Ik zet de molen stil, heb ze weggejaagd en de touwen vervangen door volleybalnetten. Maar ook daar ging er toch weer een overheen – een vader met een klein meisje! “om het meisje te fotograferen”. Dat meisje heeft haar vader gered want zij riep: “Papa! Dat mag niet!”. Toen wist ik wat er aan de andere kant van de molen gebeurde!