"Om de zoveel tijd naar de lucht kijken, daar kun je niet omheen."
Ik heb altijd wel interesse gehad in bouwkunde, oude gebouwen en techniek. Dat is ook mijn achtergrond: HTS bouwkunde. Ik ben gebouwbeheerder geweest. Met monumentendag kwam ik In Haarlem bij twee molens. Ik hoorde daar van leerling-molenaars dat er een gilde is voor molenaars. Molens vind ik in historisch en technisch opzicht heel interessant. Dat is een mooie combinatie.
In 2013 begon ik met de opleiding op de Nieuw Leven in Hazerswoude Dorp. Dat was een instructiemolen met Jaap van der Akerboom. Later ook op de Zwanburgermolen bij Hans de Graaf en Henk Kooi. Dat was wat dichterbij en zo kon ik om de week van lesmolen wisselen. Dan heb je ervaring op een koren- én een poldermolen. Daarna nog stagemolens bezocht. Een houtzaagmolen en een oliemolen in de Zaanstreek om verschillende molens te ervaren. In 2015 heb ik mijn examen gehaald. In de tijd dat ik op de Zwanburgermolen leste, ben ik ook lid geworden van de molenstichting. Ik hoorde dat deze molen door het hoogheemraadschap aan de molenstichting zou worden overgedragen. Daar wilde ik graag voor in aanmerking komen.
Maar dat duurde wel 3 jaar en in de tussentijd draaide ik op de tweegang van de Doesmolen en de Kalkmolen in Hoogmade, met Arie Driesprong.
Deze molen en de Lageveense molen, aan de andere kant van het spoor, werden hiervoor gedraaid door Bart Cozijn en zijn vader Leo Cozijn. Zij lieten deze molen soms wel 140 enden draaien. Als er een bui aankwam dan ging hij eerst de Lageveense molen veilig stellen want die liep meer kans om op hol te slaan door zijn fokwieken. Dan ging hij het spoor en het water over om daarna deze Hoogeveensemolen veilig te stellen. Deze molen had een goede vang en Dekkerwieken. Die kon wel wat hebben. Ik draai deze molen alleen en voor mij hoeft het niet harder dan 80-100 enden. Dat is zat. Met je smartphone is het tegenwoordig wel makkelijk om zelfs per uur te weten wanneer je kunt gaan draaien. Toch moet je ook nu, als molenaar, alert zijn op het weer, buien, windvlagen. Om de zoveel tijd naar de lucht kijken, daar kun je niet omheen. Daarom draai je de molen nooit ’s nachts. Vroeger draaiden beroepsmolenaars ook wel ’s nachts maar dan mochten ze niet gaan slapen. Dat kan ook niet, veel te gevaarlijk.
Tom telt 15 seconden lang de enden. 20. Keer 4, “Dus hij draait nu 80 enden. Dat is mooi maar ik denk dat ik de as even in het vet moet zetten”. Deze achtkante molen is gebouwd in 1654. In 2018 is de molen overgegaan van het Hoogheemraadschap Rijnland naar de Rijnlandse Molenstichting. Officieel is dit een reserve gemaal. “Maar als het heel veel geregend heeft dan malen we”. Daar zijn met de molenstichting afspraken over gemaakt.
De molen heeft sinds 1869 een metalen scheprad. In 1930 kwam er een Deutz motor die het scheprad aandreef en in 1939 werd de molen voorzien van zgn. Dekkerwieken waardoor het rendement toenam. De oorlog kon immers wel eens brandstofschaarste tot gevolg hebben. Later, in 2003, volgde een elektrohulpmotor met riemaandrijving alsmede de restauratie van de Dekkerwieken. In 2016 werd een nieuw gemaal voor de Hogeveense polder geplaatst.