“Mijn vrouw en ik zijn even enthousiast over deze molen en deze plek. Geweldig!"
"Ze vragen molenaars. Is dat niet iets voor jou?". Dat zei mijn vrouw toen zij rond de molendag (jaren geleden) een krantenartikel over molens tegenkwam. Later, op het werk, raakte ik tijdens een keuring van een installatie aan de praat met de molenaar van de d’Heesterboom in Leiden. Toen kwam het molenvirus binnen. Na een gesprek met Hans de Graaf, van de Zwanburgermolen, kreeg ik Jaap van de Akerboom van Nieuw leven in Hazerswoude als coach. Mijn vrouw en ik hebben kennis gemaakt en toen, 6 jaar geleden, is het feestje begonnen. Daarna was het ieder weekend aanwezig zijn op de molen. Na 2 jaar was ik gediplomeerd molenaar.
Ik werkte toen nog 5 dagen, maar op zaterdag en soms op zondag was het húp . . . naar de Broekdijkmolen in Warmond. Ik was daar tweede molenaar. En op de 3e zaterdag van de maand stond ik op korenmolen De Put in Leiden. Dat is een toeristische plek met veel bezoekers. Voor koren te malen ben ik er te weinig, maar er is genoeg ander werk te doen. Mijn wens was toch wel om zelfstandig te draaien op een poldermolen. En dat is de Lijker I geworden. Wat ik geweldig vind is dat mijn vrouw even enthousiast is als ik. We gingen eens fietsen vanuit Zoeterwoude, waar we toen nog woonden, stapten hier af en mijn vrouw zei: “Hier zou ik wel willen wonen”. Nou die wens, samen met mijn passie voor molens, maakt dat we nu hier zitten! We hebben als molenaars jaarlijks onderling contact, gewoon een gezelligheidsavond. Ook hebben we lezingen om elkaar te informeren of er wordt een spreker uitgenodigd.
Tijdens mijn opleiding heb ik veel van Jaap van de Akerboom geleerd en van Hans de Graaf natuurlijk. Je moet 150 praktijkuren gedraaid hebben op een lesmolen waarvan 30 uur op een andere molen, 4 jaargetijden meegemaakt hebben en je instructeur moet zeggen dat je klaar bent. Dan ga je op voor een proefexamen van het gilde van Zuid-Holland. Dat duurt ongeveer een uurtje: “Wat zijn de voor- en nadelen van verschillende wieksystemen? Hoe vervang je kruirollen?” En de praktijk, “Zeil de molen maar op!”. Met goed gevolg mag je daarna door naar het landelijk examen.
Het schilderwerk kan je gedeeltelijk zelf doen, heerlijk buiten, met je kop in de wind. De kammen en staven “wassen”, de lagers smeren e.d. kun je zelf. We zijn als het ware conservators. Op het buitenterrein zijn we ook vaak bezig. Er is o.a. een moestuin met een dakpanwal. Dat is heel stabiele keermuur. Als de bodem zakt, leg je er weer een laag dakpannen bovenop.
Nadat de oude woning uit de molen is gehaald mochten wij als eerste nieuwe bewoners zelf bepalen hoe de indeling van ruimtes in de molen werd. We hebben gekozen voor een woonkeuken op de benedenverdieping, de nieuwe trap op een andere plaats laten zetten, de badkamer en slaapkamer op de eerste verdieping kregen andere afmetingen en op de tweede verdieping kwam een tv-kamer. Na ruim 14 maanden slopen, restaureren en opknappen zijn we in februari 2020 in de molen gaan wonen. Het is wel lastig om mensen de molen te laten bekijken. Ik ben van plan om camera’s in de kap te monteren. Dan kan ik, zónder dat mensen door mijn woonmolen banjeren, bezoekers beneden op schermen laten zien hoe het boven in de kap werkt. Mijn vrouw en ik hopen nog heel lang in deze bijzondere molen op deze geweldige plek te mogen wonen.