45 jaar draaipremie Zuid-Holland

Terug naar nieuwsoverzicht

4 augustus 2023

Dit jaar is het 45 jaar geleden dat de Provincie Zuid-Holland een draaipremie instelde voor molens. In de meeste Zuid-Hollandse molens zit een teller op de bovenas die het aantal omwentelingen meet. Op basis van het aantal omwentelingen per jaar keert de provincie een geldbedrag uit aan de moleneigenaar.

1972: Eerst een maalpremie
Aan de instelling van een draaipremie ging een proef met een maalpremie vooraf. In 1972 werd op voorstel van de Provinciale Molencommissie door provinciale staten een maalpremie ingesteld. De molencommissie was niet zomaar met dat idee gekomen. Sinds 1965 had Vereniging De Hollandsche Molen, naar aanleiding van de eerder in Gelderland ingestelde draaipremie, aan het provinciebestuur verzocht deze ook in Zuid-Holland in te voeren. De Provinciale Molencommissie vond dat alleen functioneel in bedrijf zijnde molens voor de premie in aanmerking moesten komen en dat daarom de naam “maalpremie” beter was.

De proef met de maalpremie kwam er en was dus bedoeld voor functioneel in bedrijf zijnde molens (industrie- en poldermolens) die alleen op windkracht konden malen en die bediend werden door een vakmolenaar. Er kwamen ongeveer 37 molens in Zuid- Holland voor in aanmerking, maar vanwege de proef konden in eerste instantie slechts zeven molens een premie aanvragen tot een maximum van 1.000 gulden per jaar. De laatste voorwaarde was wel dat er minimaal 100.000 omwentelingen moesten worden gemaakt voordat er een bedrag werd uitgekeerd.

1978: Ook een draaipremie
In 1978 bleek de proef geslaagd en kwamen ook de andere 30 in bedrijf zijnde molens voor een maalpremie in aanmerking en werd de maximale bijdrage vanwege de inflatie verhoogd naar 1.500 gulden.

Tegelijkertijd ging de al langer gekoesterde wens van de Provinciale Molencommissie in vervulling door de instelling van een draaipremie voor de overige molens. Sinds de proef met de maalpremie was de Molencommissie ervan overtuigd geraakt dat dit een goede aanvulling op de regeling zou zijn.

De provincie vond het van groot belang dat ook de niet meer in bedrijf zijnde molens regelmatig zouden draaien omdat dat het behoud ten goede komt. Volgens de onderbouwing bij het voorstel komen kleine mankementen dan sneller aan het licht en kunnen deze sneller worden verholpen voordat ze uitgroeien tot grote mankementen met hogere onderhouds- en/of restauratiekosten. Daarnaast “verfraaien draaiende molens het landschapsbeeld en vormen deze een attractie voor recreanten en toeristen”.

De provincie raamde het aantal molens dat voor een draaipremie in aanmerking zou komen op 100. De maximale draaipremie zou 500 gulden per jaar bedragen en vanaf 100.000 omwentelingen zou er een vergoeding worden verstrekt. Provinciale Waterstaat werd belast met de opname van de tellerstanden die jaarlijks weer op 0 werden gezet. Molens die functioneel in werking waren konden zowel de maal- als de draaipremie aanvragen.

 

Geremolen in 1975, Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort / 167739

foto: Geremolen in 1975, Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort / 167739 Het aantal molens dat een maal- of draaipremie zou ontvangen bedroeg slechts 137 stuks in totaal. Afgezet tegen de 213 molens die de provincie toen als molen beschouwde is dit aantal erg laag, maar het hangt waarschijnlijk samen met de slechte staat van veel molens in de jaren 1970.

1982: Maalpremie afgeschaft
In 1982 wordt de maalpremie in principe afgeschaft. Het onderscheid tussen in bedrijf zijnde molens en de andere molens vervaagde steeds meer. Dit kwam onder andere doordat vrijwillige molenaars zich “buitengewoon bekwaamden in het bedienen van de molens in hun vrije tijd” en in een aantal gevallen voerde op een in bedrijf zijnde molen de beroepsmolenaar slechts supervisie uit, terwijl een vrijwillige molenaar het werk pro deo uitvoerde. Het aantal beroepsmolenaars nam ook gestaag af. Het was dus steeds lastiger voor eigenaren van in bedrijf zijnde molens om aan de voorwaarden van de maalpremie te voldoen, of het was niet eerlijk ten aanzien van de inzet van vrijwillige molenaars.

omwentelingen en bedragen 1982

foto: omwentelingen en bedragen 1982
De oude regelingen voor de maalpremie en de draaipremie werden ingetrokken en vervangen door een nieuwe regeling die het meeste aansloot bij de oude draaipremievoorwaarden. Vanaf dit moment is in de praktijk dus alleen nog een draaipremie van kracht, al werd deze nog niet zo genoemd en bleven de maal- en draaipremie als gezamenlijke naam in de praktijk nog een tijd in gebruik.

De draaipremie maakte ten aanzien van de uit te keren bedragen nog wel onderscheid naar in bedrijf zijnde molens en de andere molens. Het minimumaantal omwentelingen om voor een premie in aanmerking te komen werd voor beide categorieën verlaagd naar 75.000 per jaar.

Latere aanpassingen
Vanaf 1985 werden een aantal kleine wijzigingen in de uitvoering doorgevoerd. Vanaf dat jaar werden de tellers niet meer jaarlijks op 0 gezet en vanaf 1988 moesten de

maal- en draaipremie pzh

moleneigenaren de tellerstanden voortaan zelf per antwoordkaart aan de provincie doorgeven en kwamen er dus geen provinciale medewerkers meer langs. Later is ook het onderscheid tussen in bedrijf zijnde molens en de overige molens vervallen.

foto: maal- en draaipremie pzh
Eind jaren 1990 werd alleen nog de naam draaipremie gebruikt en werd het minimumaantal omwentelingen verlaagd naar 60.000 per jaar.

Anno 2023 is de draaipremie nog steeds een belangrijke stimulans om molens zo veel mogelijk te laten draaien en levert de draaipremie een noodzakelijke extra bijdrage op voor het onderhoud en beheer van de molens. Het minimumaantal omwentelingen bedraagt nog steeds 60.000 en 300.000 omwentelingen is het maximum tot waar een bedrag voor wordt uitgekeerd. Daarbinnen vallen zeven verschillende categorieën met een bijbehorende vergoeding. Ook enkele andere provincies kennen een draaipremie.

Bronnen
Provincie Zuid-Holland. Voorstel van Gedeputeerde Staten tot toekenning van een maalpremie aan enige in de provincie Zuid-Holland gelegen industrie- en poldermolen (460). (1972).

Provincie Zuid-Holland. Voorstel van Gedeputeerde Staten tot uitbreiding van de werkingssfeer van het fonds subsidies molenrestauraties, verhoging van de maalpremie en instelling van een draaipremie voor molens (1474). (1978)

Provincie Zuid-Holland. Voorstel van Gedeputeerde Staten tot wijziging van de maal- en draaipremieregeling molens (2338). (1982).
Vereniging de Hollandsche Molen. Brief aan het College van Gedeputeerde Staten der Provincie Zuid-Holland. (1966). (1_1333_0073)

Deze website maakt gebruik van cookies om u een optimale gebruikerservaring te bieden.

Meer info