Barremolen 1969-1971

Zoeterwoude

De Barremolen; een molen voor Zoeterwoude, Benthuizen en New York

 

De Barremolen in 1971 met de bouw van de Heinekenbrouwerij op de achtergrond. Foto van J.A. van Krimpen via Allemolens.nl

Figuur 1. De Barremolen in 1971 met de bouw van de Heinekenbrouwerij op de achtergrond.
Foto van J.A. van Krimpen via Allemolens.nl

De Barremolen in Zoeterwoude is de enige molen die ooit door de Rijnlandse Molenstichting is gekocht en daarna definitief weer is doorverkocht.
(De Blauwe molen werd in 1968 gekocht en binnen enkele maanden weer verkocht, maar 30 jaar later weer teruggekocht.)
De molen kwam eind 1969 in bezit van de Rijnlandse Molenstichting, maar werd anderhalf jaar later aan het bedrijf Heineken verkocht.
De ontwikkelingen die hieraan ten grondslag lagen geven een goed beeld van de complexe omstandigheden waarmee de Molenstichting rond 1970 bij molenovernames te maken had, maar laten ook zien dat dit voor de Rijnlandse molens gunstig uitpakte. Voor de Barremolen zelf bleek dit echter bijna niet het geval.

 

Barremolen komt buiten bedrijf

In 1963 komt de Barremolen voor het eerst onder de aandacht van het bestuur van de Rijnlandse Molenstichting. De stichting bestaat dan vijf jaar en heeft al acht molens aangekocht en enkele restauraties uit laten voeren.
De stichting heeft dan een algemeen bestuur en een dagelijks bestuur. Hieronder zal alleen over ‘het bestuur’ worden gesproken.

In het bestuur worden molens besproken die buiten werking zijn, of worden gesteld omdat gemalen de bemaling van polders overnemen. De Barremolen is er daar een van.
De bedoeling is om contact op te nemen met het bestuur van de Barrepolder, want zij zijn de eigenaar van de molen.

Pas rond juli 1965 komt er een aanbod van het polderbestuur. De molen kan voor één gulden worden overgenomen. Maar er dreigen plannen voor bebouwing van de polder.

Anderhalf jaar later is er nog geen voortgang bereikt. Het bestuur van de Molenstichting acht de molen ook moeilijk verhuurbaar, want het molenerf is klein en de molen staat zeer dicht op het molenaarshuis en vlakbij de spoorlijn.
De verhuurbaarheid was een belangrijk onderdeel van het toenmalige beleid van de stichting. Via de huuropbrengsten konden immers weer onderhoudskosten worden opgevangen.
Ook is duidelijk dat de heklatten van de molen moeten worden vervangen. Dat gaat ongeveer 3.000 gulden kosten en het polderbestuur zal dat waarschijnlijk niet gaan betalen.

 

Rijnlandse Molenstichting neemt de molen “toch maar over”

In maart 1967 ziet de situatie er nog wat lastiger uit. Het blijkt dat het molenaarshuis bewoond zal blijven door de voormalige molenaar, dus van verhuren voor een goede prijs komt dan niet veel terecht. De kosten voor direct herstel van de molen zijn nu geraamd op 6.600 gulden.
En in de polder lijkt een vestiging van de Stedelijke Lichtfabrieken Leiden te komen.
Het bestuur besluit de molen “toch maar over te nemen” en daarbij enig risico te lopen en verder af te wachten hoe de zaken zich gaan ontwikkelen.

Tijdens deze periode in het bestaan van de stichting was een groei van het molenbestand een belangrijk doel, want veel molens dreigden te verdwijnen door sloop of verwaarlozing. De gedachte was dat ze bij de molenstichting in ieder geval in goede handen zouden zijn.

In april bespreekt het bestuur een notitie over de omstandigheden rondom de Barremolen. Daarin valt te lezen dat de burgemeester van Zoeterwoude de aankoop van de molen door de Rijnlandse Molenstichting ondersteunt, want dan kon hij beter pleiten tegen bebouwing van de grond rond de molen. Dit laatste lijkt vreemd aangezien de Barremolen en de grond van de beoogde bebouwing volledig binnen de gemeente Zoeterwoude lag.
Maar de gemeente Leiden was bezig grond te kopen voor de vestiging van een elektriciteitscentrale in de Barrepolder. De Molenstichting moest zich dus ook wenden tot het gemeentebestuur van Leiden om de zaak van de molen te bepleiten.
Dat er in de buurt van de molen gebouwd zou gaan worden stond vast, want de strook tussen de Rijn en de spoorlijn was in het nieuwe provinciale streekplan Rijnstreek-West bestemd als industriegebied of kantoorlocatie.
De gemeente Leiden schreef in reactie op een brief aan de stichting dat de elektriciteitscentrale op een afstand van 300 meter van de molen zou blijven, maar dat het tussenliggende gebied conform het streekplan ook volgebouwd kon worden. De Molenstichting moest zich dan ook vooral richten op de gemeente Zoeterwoude die het bestemmingsplan moest vaststellen.

 

Polderbestuur wil meer geld voor de molen

Op 27 oktober 1967 bereikt de Molenstichting met het polderbestuur overeenstemming tot aankoop van de molen, maar niet lang daarna komt de geplande overeenkomst met het polderbestuur onder druk te staan.
De stichting zou de molen voor één gulden overnemen en het huis voor 4.000 gulden, maar het polderbestuur wil nu meer geld zien. Als argument gebruikt het polderbestuur dat er particuliere belangstelling is om de molen te kopen en de molenaar is onlangs uit het molenaarshuis vertrokken.

In oktober 1968 buigt het bestuur van de Molenstichting zich over de voortgang van de aankoop, maar die blijkt er nog niet te zijn. Afgesproken wordt dat een verhoging van de aankoopsom naar 6.000 tot 8.000 gulden “wellicht acceptabel” is.

Het polderbestuur denkt daar heel anders over. In de eerste maanden van 1969 lijkt het erop dat de polder 25.000 gulden gaat vragen, maar uiteindelijk wordt dat 20.000 gulden. Het bestuur van de molenstichting had intussen haar eigen aankoopsom op hooguit 10.000 gulden vastgesteld en hoopte nog een huurder te vinden die dat bedrag vooruit wilde betalen.
Maar ook op dat vlak zit het tegen; twee mogelijke huurders zijn na een bezichtiging afgehaakt, al er is nog een derde kandidaat.

Figuur 2. De Barremolen in 1969. Gepubliceerd met toestemming van de Heineken Collection Foundation. https://www.heinekencollection.com/nl/verhalen/zoeterwoude-een-brouwerij-een-parklandschap

Figuur 2. De Barremolen in 1969. Gepubliceerd met toestemming van de Heineken Collection Foundation.
https://www.heinekencollection.com/nl/verhalen/zoeterwoude-een-brouwerij-een-parklandschap


De pachter ligt dwars

Tot overmaat van ramp ligt de pachter van de omliggende grond dwars. Een familielid van de pachter zou het molenhuis willen kopen en als de stichting het aankoopt dan verleent de pachter geen recht van overpad, ook al is dat al 32 jaar praktijk.
Het polderbestuur ziet verkoop van het molenaarshuis aan het familielid gelukkig niet zitten.
De Molenstichting besluit bij de grondeigenaar te vragen hoe die tegen de kwestie aankijkt.
In september ziet de situatie er beter uit. De overpadkwestie is nog niet opgelost, maar de grondeigenaar is positief over het recht op overpad en heeft een vergunning opgesteld, met de mogelijke huurder komt een afrondend gesprek, de concept-koopovereenkomst is opgestuurd naar het polderbestuur en bij het provinciebestuur is de noodzakelijke toestemming voor de verkoop aangevraagd en verkregen.

In de maanden erna blijft de pachter echter vasthouden aan het weigeren van overpad, zelfs voor het uitvoeren van de restauratie. Een lid van het dagelijks bestuur, die ook advocaat is, pakt de zaak op. Tot opluchting van het bestuur blijken diverse mensen die kunnen getuigen van het 32-jarige ‘looprecht’ nog in leven.

Ook op het huurdersvlak volgt wederom tegenslag. De derde potentiële huurder ziet er toch vanaf en ook een nieuwe kandidaat vindt de zeer hoge kosten voor aanleg van elektra een reden om niet te willen huren.
Daarbij speelde ook een rol dat de plannen voor de bebouwing van de polder uitwezen dat bierbrouwer Heineken zich er ging vestigen.
Het stichtingsbestuur hoopt dan ook dat dit bedrijf wellicht een huurder kan vinden.

 

Aankoop eindelijk rond en huur molenaarshuis door Heineken

Het enige positieve nieuws van 1969 is dat eind van dat jaar de verkoop rond is en de Barremolen en de molenaarswoning voor 10.000 gulden overgaan naar de Rijnlandse Molenstichting.

In de eerste maanden van het jaar erna wordt duidelijk wat de restauratiekosten gaan worden. Voorzien is een bedrag van 70.000 gulden, waarvan er 14.000 direct ten laste van de molenstichting komen.
Dat de kwestie van het overpad nog niet is opgelost wordt steeds minder relevant, want de plannen van Heineken worden steeds duidelijker. Het bedrijf wil graag met de Molenstichting een oriënterend gesprek voeren over de Barremolen.

Dat leidt in juli 1970 tot de afspraak dat Heineken het molenaarshuisje op eigen kosten gaat verbouwen en voor 1.200 gulden per jaar gaat huren. Aan een langslepende zoektocht naar een huurder en huurinkomsten komt dan tot opluchting van het bestuur eindelijk een einde.
De ontwerpen voor verbouwing van het molenaarshuisje tot molenrestaurant kunnen echter niet op goedkeuring van het bestuur rekenen en worden afgewezen.

 

Molenstichting in bezwaar tegen bestemmingsplan

In het najaar maakt die opluchting echter plaats voor bezorgdheid. Het bestemmingsplan voor de bebouwing van de polder ziet er niet goed uit.
In een eerdere versie was er bij de Barremolen nog een recreatiezone voorzien, maar dat schuift nu op. De molen komt nu sterk in het gedrang door de bebouwing van de te bouwen Heinekenbrouwerij.
De gemeenteraad van Zoeterwoude is al unaniem akkoord gegaan met het bestemmingsplan, dus de burgemeester van die gemeente oppert nog om de molen te verplaatsen naar het fundament van de verdwenen Benthuizerbovenmolen. Vanwege de zeer hoge kosten wijst het bestuur die optie af en kiest ervoor om een bezwaarschrift in te dienen bij gedeputeerde staten van Zuid-Holland.

Ondanks dat er meerdere bezwaarschriften zijn ingediend, zijn de gemeente en Heineken hier niet gelukkig mee, maar het bestuur wil niets weten van het intrekken van het bezwaarschrift. Voor Heineken dreigt een vertraging van minimaal een jaar voor de behandeling van het bezwaarschrift en het bedrijf wilde zo snel mogelijk beginnen met de bouw.
Heineken liet daarop weten dat ze de molen wilde kopen als de stichting het bezwaarschift zou intrekken.

 

Een gesprek met Heineken

Op 22 december volgt er dan ook een nieuw gesprek met Heineken met een opvallende uitkomst: Heineken neemt voor 150.000 gulden de molen over.
Dit aanbod van de Rijnlandse Molenstichting werd “zonder één woord van bezwaar” door Heineken aanvaard.

Om het belang van het erfgoed te waarborgen zaten daar vier voorwaarden aan:

  1. Heineken laat de molen naar de eisen van monumentenzorg restaureren.

  2. Heineken laat de molen naar de eisen van monumentenzorg onderhouden.

  3. Heineken zal de molen niet aan derden verkopen.

  4. Bij een eventuele verplaatsing van de molen zal de beoogde locatie goedgekeurd moeten worden door de minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk.


Na de verkoop van de molen aan Heineken zal de Rijnlandse Molenstichting het bezwaarschrift tegen het bestemmingsplan intrekken onder de voorwaarde dat Heineken een bedrag van 140.000 gulden in een aankoopfonds voor molens zal storten. Om fiscale redenen had Heineken verzocht om de molen voor 10.000 gulden te kopen en de rest te schenken.

In maart 1971 buigt het bestuur zich over de overeenkomst en constateert dat dit de Barremolen de beste bescherming biedt en dat de stichting zo meer molens kan kopen om voor de ondergang te behoeden. De Molenstichting kon immers wel subsidie krijgen voor restauraties, maar niet voor de aankoop van molens.
De aanwezige vertegenwoordiger van Heineken verklaarde dat het ook in het belang van het bedrijf was dat de molen een waardige plaats in het landschap zou blijven innemen.
De gestelde financiële voorwaarden zouden wel een “scheur betekenen in het vlees van Heineken” maar de verwachting was dat de bedrijfsleiding wel akkoord zou gaan.

Op 4 mei 1971 blijkt dat het geval, want dan is de transactie rond en de Barremolen eigendom van Heineken. De molen is dan anderhalf jaar in bezit van de Rijnlandse Molenstichting geweest. Op dezelfde dag laat de molenstichting aan gedeputeerde staten weten het bezwaarschift in te trekken.

Dankzij de financiële bijdrage van Heineken is deze datum niet het einde van het verhaal. En ook de Barremolen gaat een onzekere toekomst tegemoet.

 

Aankoopfonds Molens

In de vergadering van 28 januari 1972 maakt het bestuur van de Rijnlandse Molenstichting kenbaar hoe het Aankoopfonds Molens is opgezet.
90.000 gulden is weggezet tegen een jaarlijkse rente van 7%.
40.000 gulden is gebruikt om te voorzien in de voorfinanciering in afwachting van subsidies. Dit geld komt weer terug in het fonds.
En inmiddels zijn er uitgaven gedaan voor de laatste betaling voor de aankoop van de Buurtermolen en het huisje bij de Groenendijksemolen.
In de nabije toekomst verwacht het bestuur er de Meerburgermolen mee aan te kopen, alsook een stuk grond bij de Stevenshofjesmolen.

Tien jaar later volgt het besluit om het fonds op te heffen.
Er is dan 45.000 gulden besteed aan het aankopen van molens, maar 40.000 gulden is echter besteed aan de lopende exploitatie van de stichting. Dit zijn de jaren waarin de stichting het financieel moeilijk heeft. Het molenbestand is dan gegroeid tot zo’n 30 molens.

Het overschot van 55.000 gulden zal ingebracht worden in een nieuw op te richten Stichting Molenfonds Rijnland (MOFOR).

Door deze constructie worden aankoop en exploitatie gescheiden en dat is wenselijk, want veel schenkers of mensen die een legaat nalaten willen dat geld vooral voor de aankoop van molens aan laten wenden. Deze inkomsten komen voortaan ten goede van het nieuwe molenfonds.
Eventuele rente komt wel ten goede van de Rijnlandse Molenstichting.

Weer tien jaar later, in 1992 wordt ook dit molenfonds opgeheven. De resterende middelen zullen gebruikt gaan worden voor molenrestauraties.

Hoewel het de Molenstichting in de jaren na 1971 qua molenaankopen redelijk voor de wind ging, leek het erop dat de Barremolen toch een ander lot beschoren was.

 

Barremolen bijna naar New York?

De bedrijfsleiding van Heineken wilde de Barremolen opdragen aan Leo van Munching. Van Munching was een Nederlander die Heineken in de VS op de kaart had gezet.

Figuur 3. Freddy Heineken overhandigd aan Leo van Munching een zilveren miniatuurmolen in de Barremolen. Foto gepubliceerd met toestemming van de Heineken Collection Foundation.

Figuur 3. Freddy Heineken overhandigd aan Leo van Munching een zilveren miniatuurmolen in de Barremolen. Foto gepubliceerd met toestemming van de Heineken Collection Foundation.

Op 22 mei 1975 werd in aanwezigheid van de bedrijfsleiding en in het bijzonder Freddy Heineken voor dit doel een plaquette op de molen onthuld en symbolisch een sleutel van de molen aan Leo van Munching overgedragen.

In de Barremolen werden ook nog enkele opvallende woorden tot Van Munching gericht.
Freddy Heineken: “Toen we het plan opvatten om de Barremolen op te dragen aan Leo van Munching, meende iemand, dat het een aardige gedachte zou zijn om de hele molen na de ceremonie af te breken en weer op te bouwen in New York.
Zeer tot onze spijt kregen we geen toestemming van de Nederlandse regering die de export van molens tegen wil gaan. (…)” (In juni 1975 kwam het Leidsch Dagblad met een iets andere variant van de gebeurtenissen)

 

Als alternatief werd een zilveren molen aan Van Munching overhandigd.

Figuur 4. Reclame voor Heineken in de Verenigde Staten in 1976. Gepubliceerd met Toestemming van de Heineken Collection Foundation.

Figuur 4. Reclame voor Heineken in de Verenigde Staten in 1976. Gepubliceerd met Toestemming van de Heineken Collection Foundation.

Figuur 5. Andere reclame voor Heineken in de Verenigde Staten in 1976. Een zelfde afbeelding is aanwezig in de fotocollectie Bicker Caarten. Op de achterzijde is te zien dat de reclame afgedrukt stond in de Amerikaanse Playboy.

Figuur 5. Andere reclame voor Heineken in de Verenigde Staten in 1976.
Een zelfde afbeelding is aanwezig in de fotocollectie Bicker Caarten. Op de achterzijde is te zien dat de reclame afgedrukt stond in de Amerikaanse Playboy.

Indirect kwam de molen wel in de Verenigde Staten terecht. In enkele tijdschriftreclames uit de late jaren ’70 stond de molen centraal als ondersteuning voor de verkoop van bier. Hier werden zeer waarschijnlijk foto’s voor gebruikt die waren gemaakt op 22 mei 1975.

Dat de molen niet zonder toestemming verplaatst mocht worden was onderdeel geweest van de overeenkomst met Heineken, maar toen al feitelijk overbodig omdat de molen als monument was aangewezen. Het leek het stichtingsbestuur echter verstandig om dit in de overeenkomst op te nemen, zodat bij overtreding het bedrijf niet kon betogen niet met deze bepaling van de monumentenwet bekend te zijn geweest.

 

 

Bronnen:

Archief van Heineken in bewaring bij het Stadsarchief Amsterdam.
834 archief van Heineken NV.
2.2.5.2.5: 534 Stukken betreffende het opdragen aan Leo van Munching van de “Barremolen” op het brouwerijterrein te Zoeterwoude. 1975Deze stukken zijn te raadplegen via: https://archief.amsterdam/inventarissen/details/834/path/2.2.5.2.5.1

Archief van de Rijnlandse Molenstichting in bewaring bij het Hoogheemraadschap van Rijnland.

4.1 archief van de Rijnlandse Molenstichting.
1. Notulen van vergaderingen van het algemeen bestuur, met convocaties en presentielijsten, 1958-1997

2. Notulen van vergaderingen van het dagelijks bestuur, met bijlagen, 1959-1999, 2002

175. Barremolen (Zoeterwoude). 175 1967-1972.

Een deel van deze stukken is online te raadplegen via https://proxy.archieven.nl/319/39E35796C3974E4FBB2684DDF92731F9

Leidse Courant. 25 juni 1975 . https://leiden.courant.nu/issue/LLC/1975-06-25/edition/0/page/5

De auteur is Bart Vermeulen, secretaris van de Rijnlandse Molenstichting.
Zie voor verder onderzoek naar molens, molenaars e.d.: https://www.rijnlandsemolenstichting.nl/archief-en-onderzoek
 

Deze website maakt gebruik van cookies om u een optimale gebruikerservaring te bieden.

Meer info