Bestemming
De molen wordt in bedrijf gehouden door een vrijwillig molenaar en is hulpgemaal in tijden van extreme wateroverlast, of als het gemaal niet functioneert. De Zuidwijkse polder heeft een oppervlakte van 75 hectare en een opvoerhoogte van 50 cm.
Historie
Afgaande op de vorm van de molenromp, is de molen in de tweede helft van de achttiende eeuw gebouwd. Maar op de lijst van de op Rijnlands Boezem uitmalende molens van 1811-1812, staat dat de ‘Zuidwijkschepolder’ wordt bemalen door een wipschepradmolentje. Als dat juist is, dan is de tegenwoordige molen dus na 1811 gebouwd.
De Zuidwijkse polder ligt op grensgebied tussen hogere boezemgronden en niet al te diep gelegen polderland, vandaar dat de opvoerhoogte van de polder beperkt is: 50 cm.
Tot 1960 heeft de molen de polder op windkracht bemalen. In dat jaar, na een roedebreuk, stapt het polderbestuur over op mechanische bemaling en wordt de molen buiten bedrijf gesteld. Gedurende twaalf jaar wordt de molen min of meer aan zijn lot overgelaten. Hij staat er slecht bij als de Rijnlandse Molenstichting in 1972 de molen van ‘t Huis Twickel te Delden in eigendom overneemt. Enkele maanden later, terwijl de restauratieplannen klaarliggen, wordt de molen door brand ernstig beschadigd. Jeugdige vandalen zijn de oorzaak van de brand.
In de jaren 1976 en 1977 is de molen maalvaardig hersteld en vanaf dat moment weer geregeld in bedrijf.
In 1997 is de romp van de molen gerestaureerd en in 2000 is het scheprad verdiept, vergroot en aangepast aan het verlaagde polderpeil. In 2007 zijn de houten roeden aan vervanging toe, in plaats daarvan worden stalen roeden gestoken.
In 2014 wordt een nieuwe houten bovenas geplaatst. Curieus is dat deze as wordt gemaakt door Teun Waltman in dienst van molenmaker Verbij te Hoogmade. Diezelfde Teun Waltman was ook betrokken bij de vervaardiging van vorige bovenas in 1976, maar toen in dienst van molenmaker De Gelder uit Oegstgeest.
Bijzonder: in februari 1987 raakt het gemaal van de Zuidwijkse polder onklaar. Op verzoek van de ingeland van de polder wordt de Zuidwijkse molen ingeschakeld. Molenaar Willem Waltman zorgt er voor dat de polder, die inmiddels blank was komen te staan, met windkracht weer op peil werd gebracht. De molen is dan in een periode van ruim vijf weken 270 uren in bedrijf. De bovenas maakt dan 220.000 omwentelingen.
Seingeving:De polders ten zuiden van de Rijn en langs de Gouwe waren onderworpen aan een maalpeil om overstromingen te voorkomen. Als de waterstand in de boezem te hoog werd mocht er geen water de polders meer uitgemalen worden. Een aantal molens had daarom de functie gekregen van seinmolen om voor het bereiken van het maalpeil te waarschuwen. Overdag werd dan op de seinmolen aan de rechtopstaande wiek een zwart-wit-zwarte-vlag gehesen; 's nachts werd een heldere lantaarn gebruikt. De molenaars in de omgeving wisten dan dat ze zo snel mogelijk moesten stoppen met malen.
De molenaar van de Zuidwijksemolen moest zich sinds 1799 aan het maalpeil houden en waarschijnlijk het sein van de molen van de Duivenvoordsepolder in de gaten houden.
In 1862 wordt de Duivenvoordsemolen een onderseinmolen welke het sein van de Zelden van Passe moest doorgeven. De kerktoren van Voorschoten komt er in dat jaar als ondersein ook bij. Voor de Zuidwijksemolen zal dat het belangrijkste sein zijn geweest. Vanaf 1873 valt de molen onder het sein van de Stevenshofjesmolen en dat blijft zo tot de molen in 1960 buiten gebruik wordt gesteld. De seingeving is in 1974 afgeschaft.