Bestemming
De molen wordt in bedrijf gehouden door een vrijwillig molenaar en fungeert als hulpgemaal bij extreme wateroverlast of als het gemaal niet functioneert. De Zweilanderpolder heeft een oppervlakte van ongeveer 110 hectare en een opvoerhoogte van 1,85 meter.
Historie
De ’Sweylantse’ polder wordt, na de oplossing van een aantal conflicten die over de bemaling van de polder gaan, opgericht in april 1632. Besloten wordt om de bemaling met een windwatermolen te laten uitvoeren.
Mogelijk is de toen gebouwde poldermolen de huidige molen, al is uiteraard het meeste houtwerk vernieuwd. Op oude kaarten blijkt, zoals de kaart van de landerijen van het St. Elisabeths Gasthuis te Leiden uit 1648, dat er toen een wipmolen stond geheel overeenkomstig de tegenwoordige waterstaatkundige situatie.
Ten tijde van de stichting van de polder waren de poldermolens met een scheprad uitgerust. Schepraderen hebben een beperkte opvoerhoogte; de later ook toegepaste vijzel kan veel diepere polders bemalen. De Warmonder molenmaker Jan Melman levert in 1832 een nieuwe vijzel voor de Zweilandermolen, vandaar dat gedacht wordt dat in dat jaar is overgestapt van een scheprad naar een vijzel.
Als de Rijnlandse Molenstichting de buiten gebruik gestelde molen in het voorjaar van 1968 verwerft, blijkt de molen in een ongekend slechte toestand te verkeren. Na te zijn gestut, ondergaat de molen nog in hetzelfde jaar een ingrijpende restauratie.
In 1994 vindt opnieuw een restauratie plaats, nu wordt het bovenhuis gerestaureerd en wordt divers houtwerk vernieuwd.
In 2000 is het nodig om, door het voortdurend inklinken van de polder en daarmee het waterpeil, de vijzel te verlengen. Als gevolg daarvan worden ook de waterlopen verdiept en verlengd.
Bijzonder: In de zomer van 1942 vonden clandestiene slachtingen in de Zweilandermolen plaats. Toen NSB-controleurs kwamen inspecteren troffen zij twee geslachte varkens aan. Deze werden in beslag genomen. Het was niet mogelijk om proces-verbaal op te maken want niemand kon voor het slachten aansprakelijk worden gesteld. De molen was eigendom van de polder, maar de poldermeesters kwamen niet in de molen en de molenaar was in maanden niet in de molen geweest omdat er 's zomers niet gemalen werd. Ook de boeren uit de omtrek meenden van niets te weten.